Duurzaam deelvervoer: óók buiten werk
Uit recent onderzoek van de Rijksoverheid blijkt dat als ambtenaren een duurzaam doel voor in het Individueel Keuzebudget (IKB) zouden mogen kiezen, privé met de trein reizen op één staat. Dit was geen verrassing voor de cao-experimentteams ‘Privégebruik trein stimuleren’ en ‘Deeleconomie voor vervoer’, die besloten te fuseren. Hun gezamenlijke doel: het faciliteren van alternatief vervoer voor rijksambtenaren, om daarmee het gebruik van het openbaar vervoer of deelauto’s te stimuleren en autobezit te verminderen. Net zoals sommige andere werkgevers al doen.
Twee teams, één missie
Het team achter het idee ‘Deeleconomie voor vervoer’ bestaat uit onder meer Liliana ten Caat van Dienst Toeslagen. Zij zag tijdens haar voormalige functie bij de Belastingdienst de oproep voor deelname aan de pilot voorbijkomen op het intranet en was direct enthousiast. Ook Marieke van den Bosch hoort bij het team; zij is werkzaam in de flexpool van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Ten tijde van de aanmelding voor de pilot was ze als duurzaamheidscoördinator gedetacheerd bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en raakte ze betrokken bij de pilot. Emma Hulsbus zit in dezelfde flexpool en had de mogelijkheid om tussen opdrachten door deel te nemen aan de eindfase van het experiment en de pitch van dit team.
Het experimentteam van ‘Privégebruik trein stimuleren’ wordt onder meer vertegenwoordigd door Fiona Verwijs, werkzaam bij de Rechtspraak, en Peter Smithuis, juridisch adviseur bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Fiona is eerder twee jaar adviseur duurzaamheid geweest bij de Rechtspraak en was al langere tijd nieuwsgierig naar de mogelijkheden om privégebruik van de trein te faciliteren vanuit het Rijk. “Ik kreeg veel bijval van collega’s toen ik me wilde aanmelden met dat idee”, vertelt Fiona. Peter begrijpt dat wel. “Veel vrienden en kennissen van mij hebben een mobiliteitspas die ze ook privé kunnen gebruiken. Daardoor pakken ze veel vaker het ov in plaats van de auto. Het verbaasde me altijd al dat wij dat niet hebben bij het Rijk."
Beide groepen hadden geen droomstart van de pilot verduurzaming CAO Rijk. “Door verkeerde verwachtingen en conflicterende werkschema’s haakten er al snel veel leden af bij beide teams”, vertelt Peter. Marieke: “Terwijl we ons team zagen uitdunnen, ontdekten we het onmiskenbare verband met het team van Peter en Fiona. Beide teams willen vervoer anders dan de eigen auto aantrekkelijker maken. Wegens onze beperkte teamcapaciteit stelde ik de fusie voor bij de organisatie van de pilot, maar deze kreeg het toen helaas nog niet voor elkaar. Toch zijn Liliana en ik gemotiveerd aan de slag gegaan en hebben we via ons eigen netwerk snel veel mensen leren kennen om mee van gedachten te wisselen.”
Vaker kiezen voor de trein of deelauto
Hoewel het doel van beide teams overeenkomt, en ze later alsnog samen optrokken, zijn de ideeën wezenlijk verschillend. “Maar je kunt ze wel zien als aanvullend op elkaar”, vertelt Liliana. “Met de trein kun je simpelweg niet overal komen. Deelvervoer is een duurzame optie voor dat extra stukje reizen.”
Eerst het treingebruik. Hoe stimuleer je dat? Fiona: “Het was ons idee om privéreizen met de trein als extra bestedingsoptie op te nemen in het Individueel Keuzebudget (IKB). Hiermee hoopten we medewerkers te verleiden om in hun dagelijks leven vaker de trein te kiezen. Dit is immers een veel duurzamere keuze dan de eigen auto.” Peter haakt aan: “Met dit idee maken we niet alleen impact op ecologisch vlak, maar met name op het gebied van sociale duurzaamheid. Veel mensen vinden het openbaar vervoer simpelweg te duur ten opzichte van de auto en gaan daardoor bijvoorbeeld ook minder snel een dagje weg met de trein. Het geluk dat treinreizen oplevert zorgt voor een betere gezondheid, meer medewerkerstevredenheid én een beter imago voor het Rijk als werkgever.”
Het openbaar vervoer is niet voor iedereen toereikend. Soms gaan er te weinig treinen of is een locatie slecht bereikbaar met het ov. Daar komt het experimentteam van Marieke, Emma en Liliana in beeld: “Het is ons idee om het gebruik van (elektrische) deelauto’s, deelscooters en deelfietsen beschikbaar te maken en daarmee te stimuleren. Hopelijk daalt daardoor het autobezit en denken mensen bewuster na over wanneer ze de auto kiezen. De cao biedt een kans om (privé)gebruik van deelvervoer te stimuleren door deze opties toe te voegen aan de mobiliteitskaart. Met een app zou je dan direct al het beschikbare deelvervoer in je buurt moeten kunnen zien. Zo kunnen rijksmedewerkers die geen auto hebben er tóch zo nu en dan één pakken, om naar een lastig te bereiken werkplek te gaan, of gewoon in privétijd. Het bezit van een (tweede) auto is dan minder noodzakelijk, en dan kunnen er groene ontmoetingsplaatsen komen in plaats van parkeerplekken!”
Experimenten op de proef gesteld
Na voortvarende brainstormsessies bleek de praktijk voor het team van Peter en Fiona weerbarstiger. “Als experiment wilden we collega’s privé laten reizen met de mobiliteitskaart”, vertelt Fiona. Dit bleek al snel niet mogelijk wegens contractuele afspraken en fiscale obstakels. Er werden enkele alternatieve opties bedacht, maar ook dit viel nog niet mee. “We vonden het heel belangrijk dat mensen in lagere functieschalen hier gebruik van zouden maken, omdat de treinkosten voor hen moeilijker te betalen zijn. Om dat voor elkaar te krijgen moest het testmiddel laagdrempelig toepasbaar en niet te ingewikkeld zijn. Toch kwamen er al snel allerlei klaarblijkelijk noodzakelijke formulieren bij kijken.” Desondanks kreeg het team het voor elkaar om een experiment uit te voeren. Peter: “We hebben 30 medewerkers een reisbudget van ongeveer 150 euro gegeven, dat ze mochten inzetten zoals ze wilden.” Hij deelt gelijk de opvallende resultaten: “Verrassend was dat 90% van hen voor de trein koos, terwijl de keuze breder mocht zijn. En er waren opvallend veel mensen die kinderen meenamen. Een van hen vertelde ons: ‘Ik heb nooit tijd en geld om dit soort dingen te doen. Dankzij dit experiment ben ik voor het eerst in jaren weer met mijn kleinkinderen op stap geweest.’ Dat laat de sociale impact zien van ons idee.” Fiona en Peter geven aan blij te zijn dat er uiteindelijk een experiment heeft kunnen plaatsvinden.
Het team achter het idee ‘Deeleconomie voor vervoer’ heeft geen experiment kunnen uitvoeren. “De obstakels zijn vergelijkbaar met die waar Peter en Fiona tegenaan liepen”, verklaart Marieke. “Het grootste probleem was dat er binnen het Rijk veel collega's zijn die een rol hebben bij mobiliteit, zoals het Fiscaal Loket. Het was te uitdagend om een experiment uit te voeren dat binnen de bestaande kaders en contracten kon worden uitgevoerd. De welwillendheid van het Fiscaal Loket tot mogelijk deelnemende organisatieonderdelen was er zeker, maar het bleek gewoonweg – zeker in zo’n kort tijdsbestek - niet haalbaar.” Dit stelde het team erg teleur, maar ze gaven niet op. In plaats daarvan namen ze op een onconventionele manier tóch deel aan de pitches voor de jury. Marieke vertelt over de pitch: “We hebben een fictief filmpje gemaakt dat zich zogenaamd afspeelt in het jaar 2030. De klimaatcrisis is dan opgelost en we blikken terug op ‘vroeger’. De video laat ook de uitgebreide Shuttelapp zien. Onze variant van de Shuttel, de mobiliteitskaart voor rijksambtenaren, bevat een digitaal schuifje dat naar ‘werk’ of ‘privé’ kan worden gezet en waarmee je vervolgens alle vormen van deelmobiliteit kan gebruiken.” De video werd opgenomen in de Rijkshub SPARK, direct gelegen naast station Amsterdam Sloterdijk. “We merkten daar dat mensen enthousiast werden van ons idee en graag meewerkten met de video, bijvoorbeeld door te figureren.”
Goede resultaten, maar wisselende ervaring
Ondanks dat een experiment voor het team van Marieke, Liliana en Emma niet mogelijk bleek, kwam de boodschap tijdens hun pitch goed over bij de jury. “De juryvoorzitter kwam ons persoonlijk vertellen hoe goed ze het filmpje, onze presentatie en het idee vond. Ze stelde ons de vraag waarom dit eigenlijk niet allang gerealiseerd is, als het blijkbaar zo gemakkelijk kán”, zegt Marieke. Ook bij Peter en Fiona was de reactie van de jury goed: “Vooral het kijken naar duurzaamheid vanuit maatschappelijk perspectief in plaats van ecologisch, vonden ze erg interessant.” Beide teams zijn dan ook uitgenodigd om mee te denken in fase twee van de pilot. In zogeheten ‘Fix-it-sessies' - voortbordurend op de Design voor Duurzaam-methode – delen ze de opgehaalde inzichten van medewerkers met collega’s uit de bedrijfsvoering. Samen bespreken ze wat de mogelijkheden zijn om aan te haken op bijvoorbeeld bestaande initiatieven op het gebied van vervoer. Liliana vertelt: “Het is ontzettend leuk dat door mijn deelname aan de pilot kon aansluiten bij de Fix-it-sessie. Ik was in goed gezelschap van collega's van bedrijfsvoering die eigenlijk dezelfde droom hebben. Namelijk het duurzaam reizen beschikbaar maken voor alle collega's (zowel voor werk als privé). We hebben tijdens de sessie meteen al een concreet voorstel voor een pilot uitgewerkt waar we mee kunnen beginnen. Dat geeft mij heel veel energie!”
Hoewel alle teamleden erg blij zijn met het vervolg dat aan de ideeën wordt gegeven, hopen ze op een andere aanpak van de organisatie. Marieke legt uit: “Iets meer begeleiding of ontzorging vanuit de organisatie van de pilot was prettig geweest. Juist omdat we dit allemaal vanuit een persoonlijke motivatie naast ons werk deden. Deelname aan de pilot bleek een veel grotere tijdsinvestering dan vooraf ingeschat, vooral de zomerperiode zorgde dat veel mensen onbereikbaar waren.” Liliana is het met haar eens. “De randvoorwaarden hadden vooraf duidelijker kunnen worden gecommuniceerd. Vanwege de strakke tijdschema’s waarin de experimenten opgezet moesten worden en de uitdagingen die zij als team tegenkwamen, was de timing van de workshops soms ‘ongelegen’, hoe interessant deze ook waren.”
Met de kwaliteit van deze workshops heeft Peter een wisselende ervaring. “Ik vond vooral de workshops over true pricing en presenteren erg waardevol. De workshops over ontwerpprocessen waren mij persoonlijk te zweverig.” Fiona probeert dat te verklaren: “De methode Design voor Duurzaam leerde ons om vrij en creatief te denken, maar het was lastig om daarin te volgen. Dat komt omdat wij de context van het Rijk gewend zijn en weten welke haken en ogen meespelen. Dat bleek uiteindelijk ook bij de gestrande pogingen om ons initiële experiment uit te voeren: we werden door het systeem gedwongen om binnen de kaders te blijven denken. Dat vond ik jammer.” Marieke en Liliana benadrukken dat ze de Design voor Duurzaam-methode juist wel als inspirerend hebben ervaren. “Ik denk dat we die workshops wel nodig hadden om in een bepaalde denkmodus te komen”, zegt Liliana. “Daarin speelde ook een andere omgeving een inspirerende rol, zoals de sessies in voormalig gevangenis de LiK”, vult Marieke haar tot slot aan. “Het mooie aan deze pilot vond ik om te merken dat je ook bij de overheid snel tot een mooie samenwerking kunt komen, dat is een belangrijke ontwikkeling!”