#DuurzameEstafette: ‘We gaan de goede kant op, maar niet hard en hoog genoeg’
Het is vijf over twaalf, zo luidt de conclusie op de klimaattop COP26 in Glasgow deze maand. Om de gevolgen van klimaatverandering te verkleinen, moeten we volop inzetten op duurzaamheid, circulaire economie en de energietransitie. Sandor Gaastra staat als directeur-generaal Klimaat en Energie op de barricades voor een nieuwe manier van denken. “Het is de kunst om de grenzen van onze planeet ín je economische systeem te integreren.”
Hoe moeten we omgaan met de urgentie van het klimaatprobleem aan de ene kant, en met de spanning tussen economie en klimaat aan de andere?
“Het akkoord van Parijs hebben we niet zomaar gesloten als wereld. Als we niks doen, dan zal de temperatuur op aarde met een aantal graden omhoog gaan en worden delen van onze planeet onbewoonbaar voor mensen. Dan heb ik het nog niet over andere ecologische consequenties, zoals afname van biodiversiteit. Op enig moment bereiken we kantelpunten in het ecologisch systeem, en dat is moeilijk terug te draaien. Maar klimaat verhoudt zich ook tot economie. Het is de kunst om de economie zo in te richten dat het functioneert binnen ecologische beperkingen van de planeet. Dus niet alleen CO2 reduceren, maar ook verstandig grondstoffengebruik, circulaire economie, hergebruik van grondstoffen en werken binnen de grenzen van stikstofuitstoot. Dat is ingewikkeld, maar niet onmogelijk. Bij elke kosten-batenanalyse, van welke economische activiteit dan ook, moeten we doordenken: hoe blijven we binnen de ecologische grenzen?”
"Ik zeg niet dat het gratis is, maar de kosten van niets doen zijn vele malen hoger."
Maar hoe krijgen we dat voor elkaar?
“Ik zie veel mooie voorbeelden van bedrijven en organisaties die al echt een omslag maken. Zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven. Maar eerlijk gezegd staan we nog maar aan het begin. Daar moet de overheid het land ook een handje bij helpen, bijvoorbeeld met financiële en fiscale prikkels. Die zijn er nog niet altijd. Hier ligt een grote vraag voor het volgende kabinet, om dit te kantelen. Het mantra moet zijn: als je voorop loopt met de verduurzaming en energietransitie, kun je daar als land en economie ook de vruchten van plukken. Die filosofie hebben we als ministerie nu.”
Wat is de grootste mythe die op dit moment rondgaat over duurzaamheid?
“De grootste is wel: die transitie is te duur, dat gaat miljarden kosten. Ik zeg niet dat het gratis is, maar de kosten van niets doen zijn vele malen hoger. Dat hebben we zelf al ondervonden met de overstromingen in Limburg en nog vele malen sterker in Duitsland en België. Lucht die opwarmt en veel meer vocht kan bevatten, zorgt voor zware regenval in korte tijd. Als je ziet wat de kosten zijn om dat te repareren… Die zijn veel hoger dan die van goede maatregelen. Die mythe moeten we voortdurend ter discussie stellen door dit aan het kabinet en de samenleving voor te rekenen.”
Ziet u een kentering in het denken, waarin klimaat belangrijker wordt dan economie?
“Ja, ik zie dat wel echt veranderen. En ik hoop dat het volgende kabinet die lijn voortzet en klimaat niet alleen als kostenpost ziet. Het is echt een investering in de toekomst. Dat besef klinkt breder door, maar er is nog wel een discussiepunt: hoe kunnen we de kosten van die transitie eerlijk verdelen? In Europa noemen ze dat de ‘just transition’. Mark Rutte zegt dat het ‘haalbaar en betaalbaar’ moet zijn. Ik denk dat dat wel waar is, en dat je moet nadenken hoe je investeringen ook terugverdient en de lasten eerlijk deelt. Stel: je woont in een woning van een corporatie, dan mag je hopen dat de verduurzamingskosten van die woning niet volledig en per direct doorgerekend worden in je huur. Dan wordt je woning onbetaalbaar. Maar ook niet iedereen kan zich een nieuwe elektrische auto veroorloven, of zelfs een tweedehands. Gelukkig is er nu een fiscale investering in die tweedehands markt voor elektrisch vervoer, en sommige investeringen kun je over 30-40 jaar afschrijven. Maar ook moet er een goede verdeling zijn tussen kleine bedrijven zoals de bakker op de hoek en grote spelers als Tata Steel. Hoe je dat doet, berekent en verdeelt over de tijd is de uitdaging.”
"We hebben als ministerie ook alle mogelijke maatregelen plus kosten op een rij gezet om die -55% binnen bereik te halen. Wat mij betreft kan het.”
In de Klimaatmonitor staat hoe we het als land en overheid doen. Hoe kijkt u naar de cijfers, en welke conclusies kunnen we daaruit trekken?
“We bewegen de goede kant op, maar nog niet hard en hoog genoeg. In de klimaatmonitor rekent het Planbureau voor de Leefomgeving objectief en onafhankelijk door wat onze maatregelen opleveren. Tot vorig jaar was het Nederlandse doel om in 2030 de CO2-uitstoot met 49% te verlagen, nu is dat doel inmiddels -55%. We komen nu uit tussen de -38 en -48%. Daar moet het volgende kabinet dus echt een flinke schep bovenop doen, en dat weten de partijen. We hebben als ministerie ook alle mogelijke maatregelen plus kosten op een rij gezet om die -55% binnen bereik te halen. Wat mij betreft kan het.”
Welke maatregelen zijn dan nodig?
“Subsidiemaatregelen uitbreiden, normeren en beprijzen. Bijvoorbeeld bij het verduurzamen van woningen zal je dat terugzien in prijzen, CO2-heffingen en subsidies. De grootste uitstoter van CO2 in Nederland is de industrie. In vergelijking met andere Europese landen hebben we in dit kleine land heel veel zware industrie, dat gebruikt veel energie zoals kolen en gas. Daar is de grootste winst te behalen, dus als we versneld met die grote uitstoters tot reductie komen, gaat dat enorm schelen. Op het gebied van mobiliteit kunnen ook klappers gemaakt worden, en gelukkig is het stimuleren van elektrisch vervoer nu geregeld. Een uitdagendere categorie is de gebouwde omgeving. De technologie is er, maar de uitdaging is: je moet het gebouw voor gebouw en huis voor huis aanpakken. Dat is arbeidsintensief. Ook de landbouw en landgebruik is een uitdagende sector met een dubbele opgave; stikstof en methaan, maar ook klimaat. Daarin werken we intensief samen met het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het is geen gemakkelijk gesprek, want je praat over de complete toekomst van de sector. We staan daarin voor flinke uitdagingen.”
“Je kunt van alles van de samenleving vragen, maar die vraagt dan terecht terug: wat doet u zelf?"
Waarvan hoopt u dat de Rijksoverheid het meer gaat oppakken?
“Je kunt van alles van de samenleving vragen, maar die vraagt dan terecht terug: wat doet u zelf? Daar heeft de burger best een punt. Als je als bedrijf verplicht bent te investeren in energiebesparing en zou bijvoorbeeld bij de Belastingdienst zien dat het niet zo nauw wordt genomen met energie besparen, dan is dat nogal scheef. Daarnaast heeft de Rijksoverheid een groot aandeel in de voetafdruk. Het Rijksvastgoedbedrijf is bijvoorbeeld een van de grootste, zo niet de grootste pandbezitter(s) in Nederland. Samen met (semi)-overheden is die voetafdruk enorm. Als overheidssector kunnen we dus zelf grote stappen zitten in de verduurzamingsopgave in de gebouwde omgeving. Er zijn al routekaarten voor al dat maatschappelijk vastgoed en in de miljoenennota zit wel 6,8 miljard aan extra middelen, waarvan een deel voor dat maatschappelijk vastgoed bestemd is.” Maar ook voor de Rijksoverheid is dit een hele klus.”
“Ik zie ook mooie dingen, bijvoorbeeld bij de NVWA is men hard op weg om het hele wagenpark te verduurzamen. Als al die inspecteurs met hun elektrische auto bij de landbouwsector langskomen, dan maak je ook wel een statement: practice what you preach. Ik hoop dat we ook met de gebouwen aansluiten bij wat er toch al gebeurt: in de komende 30 jaar moeten alle gebouwen eens gerenoveerd worden. Dat moment kun je gebruiken om een verduurzamingsslag te doen. Of sluit aan bij herontwikkelingsprojecten van gemeenten, provincies of andere partijen en zet die stappen samen.”
Hoe kan het Rijk sneller, met meer impact werken aan een beter klimaat?
“Integreer duurzaamheid zoveel mogelijk in je bedrijfsvoering en werkwijze. Het is niet een dingetje dat erbij komt, maak het onderdeel van alles wat je al doet. Het is wel zo dat wij dat bij BZK, Financiën en EZK zo makkelijk mogelijk mogen maken voor andere ministeries. Met kennisdeling, methoden en budget. Maar in de kern hoort het bij je lopende bedrijfsvoering.”
Aan wie geeft u het stokje voor deze interview-estafette door?
“Ik vind Rijkswaterstaat echt een heel mooi voorbeeld. Zij zitten midden in het hart van mobiliteit en alles wat daarmee te maken heeft, en gebruiken hun primaire taak om de energietransitie en verduurzamingsopgave te boosten. Een win-win voor iedereen! Ik ben benieuwd wat voor Michelle Blom, directeur-generaal Rijkswaterstaat, de grootste blokkade is die Rijkswaterstaat nog tegenkomt ondanks hun goede prestaties. En wie of wat hebben ze nodig om dat op te lossen?”